Het is vrijdagmiddag en je bent druk bezig de laatste emails voor het weekend te beantwoorden. Geconcentreerd tuur je naar het computerscherm en checkt je zoveelste mail op spellingsfouten. Net wanneer je op ‘verzenden’ wilt drukken, wordt er een schaal onder je neus geschoven.
‘Ik was jarig en heb zelf koekjes gebakken. Wil je er één?’
Verstrooid knipper je met je ogen en kijkt op. Het is Karin (of Karen of Carien of hoe ze ook heet), je collega van de andere afdeling. Ze staat verveeld uit het raam te staren, haar ene hand op haar heup, in de ander een bord ondefinieerbare objecten die voor koekjes moeten doorgaan.
‘Wat eh.. wat zit erin?’
Karin-ofzo slaakt een zucht. ‘Bloem, boter, suiker, rozijnen en een ei,’ dreunt ze op.
‘Ah, bedankt, maar dan sla ik ‘m even over.’
‘Niet goed zeker?’ snuift Karin.
‘Nee, nee, dat is het niet. Ik ben eh.. ik eh.. Ik eet plantaardig.’
Veganist. Say it.
Het is grappig, of nee, eigenlijk is het triest. Hoewel ik best wat veganisten ken, heb ik maar zelden iemand de woorden ‘ik ben veganist’ horen uitspreken. ‘Ik ben vegan’, ‘ik eet veganistisch’ of ‘ik eet geen dierlijke producten’ dan weer wel. Het lijkt wel of het woord veganist iets is om je voor te schamen, terwijl veganisme juist de meest pure levensstijl is die ik me kan bedenken. Toch doe ik zelf net zo hard mee aan het omzeilen van het v-woord. Veganist klinkt gewoon een beetje rot, en ik denk dat ik erachter ben waar dat door komt: die laatste drie letters.
Veel woorden die op –ist eindigen hebben een behoorlijk negatieve lading. Extremist, terrorist, fascist, sadist, racist en ga zo maar door. Daar sta je dan als vreedzame wereldverbeteraar, tussen de slopers van de samenleving. Ongeliefd en onbegrepen. Terwijl je het allemaal juist zo goed bedoelt.
Vegetariërs hebben qua naamgeving meer geluk gehad. Bij het woord vegetariër denk ik aan zo’n bladetende dinosauriër met zo’n lange nek. Of aan agrariër: opa Janssen die glimlachend met zijn schop de biologische bietjes uit de grond wrikt, en iedere ochtend in zijn hobbykippenhok kruipt om eitjes te zoeken. De veganist heeft daarentegen meer kans om geassocieerd te worden met bivakmutsen en breekijzers. Zij zijn het die in het holst van de nacht de kippenren van boer Janssen met de grond gelijk maken en er met graffiti “Free the chickens” op kalken.
Wedden! Dat hebben die veganisten gedaan!
Misschien, en misschien is daar wel een goede reden toe, maar echt, de meeste veganisten doen echt letterlijk geen vlieg kwaad. Veganisme heeft de meest vredelievende ideologie die er is, gericht op het voorkomen van zoveel mogelijk leed. Wat ik persoonlijk spijtig vind is dat de voorstrijders voor dierenrechten meestal enkel de krant halen omdat ze de auto van de directeur van een proefdiercentrum hebben laten ontploffen.
Dierenactivist: Nog zo’n Onbegrepen -Ist
Omdat we de term dierenactivist nu zo dicht genaderd zijn, dacht ik, laat ik dat misverstand dan ook meteen maar uit de weg ruimen. De dierenactivist, of dierenrechtenactivist (same thing) is nog zo’n onbegrepen -ist met een nog slechter imago dan de veganist. Het woord activist impliceert terecht iemand die actie onderneemt – in dit geval dus actie voor de morele behandeling van dieren. Dat activisme kun je op verschillende manieren uitoefenen: ik schrijf bijvoorbeeld dit artikel, anderen creëren diervriendelijke eiwitshakes, en nog weer anderen richten een politieke partij op. Het is dus absoluut niet zo dat dierenactivisten standaard hun vrije zaterdagavond doorbrengen met rellen op bontboerderijen.
Net als de meeste dierenactivisten en veganisten met mij ben ik tegen gewelddadig radicaal dierenactivisme. Niet omdat ik niet ook van mening ben dat meneer Bontrop best wel met de fiets naar zijn werk kan terwijl er een daverende hagelbui op hem neerdaalt. Het gaat mij meer om het feit dat gewelddadige acties de dierenactivisten polariseert van de rest van de samenleving. De Telegraaf publiceert er een ongenuanceerd voorpagina-artikel over, dat er vervolgens voor zorgt dat 7 miljoen Nederlanders de volgende ochtend bij hun cracker met kalfsleverworst lezen wat voor ‘enge criminelen’ die dierenactivisten wel niet zijn. Als klap op de vuurpijl veroorzaak je ongewild een massale sympathie voor de misdadigers die nu als slachtoffer worden neergezet. Tot zover mijn visie op gewelddadig radicaal dierenactivisme. Ik hoop dat dit duidelijk was.
Het Stigma Voorbij
Terug naar de veganist. Niet alleen veganisten zelf, maar ook waar zij voor staan lijdt onder de stigma’s die op de term ‘veganisme’ rusten. Of dit nu extremist, hipster of geitenwollensok is, de stereotypen zorgen ervoor dat veel mensen veganisten niet serieus nemen. En dus zeer waarschijnlijk ook niet meer diervriendelijke keuzes gaan maken.
Vegan sandwich? Nee hoor, geen broodje gras voor mij. Doe maar die met carpaccio.
Het bevooroordeelde imago is een probleem dat snel opgelost moet worden, en ik vind het aan veganisten de taak om dat voor elkaar te krijgen. “Waarom wij?” zul je als veganist misschien denken. “Wij kunnen er toch niets aan doen dat anderen zo kortzichtig zijn?”
Klopt, maar als we alleen maar beschuldigende vingertjes in elkaars gezicht blijven duwen komt er helemaal niks van de grond. We kunnen als veganist ‘de maatschappij’ verwijten van dat zij bevooroordeeld is, maar eigenlijk zijn zij ook maar slachtoffer van wat hen aangedragen wordt door de media, vrienden en collega’s. Gooi er vervolgens nog wat groepsdruk, cognitieve dissonantie reductie en de menselijke voorliefde voor gewoonten en tradities tegenaan en je krijgt bijna medelijden met die arme stakkers die, geïndoctrineerd door Unilever, nu pseudovrijwillig dierlijke excreties verorberen.
Veganist. Say it with Pride
Voor wie nu zit te mokken boven z’n kom havermout omdat ‘ie weer eens de rotzooi moet opruimen die anderen hebben gecreëerd: no worries. Het feit dat je als veganist bestaat, leeft en praat is meer dan voldoende om dit probleem op te lossen. Nou oké dan, misschien moet je een zelfgemetseld mentaal muurtje afbreken (komt die koevoet toch nog goed van pas hey, knipoog), maar dat is echt alles dat je hoeft te doen.
Ik vind namelijk dat we maar eens wat vaker moeten vertellen dat we veganist zijn, en waarom. Niks ik-eet-plant-based of geleuter over een groene lifestyle. Ook het woord planteneter wil ik niet meer horen – je bent verdomme geen giraf.
Veganist. Zeg het, niet mompelend maar trots.
Ik ben veganist.
Goed zo. Zeg het vaker, en met een smile op je gezicht. Zodat heel Nederland de personen achter het woord leert kennen. Zodat iedere Telegraaflezer, Karin en boer Janssen, erachter komt dat veganisten mensen zijn zoals zij. Dat ook hun vrienden veganist kunnen zijn, en veganisten ook hun vrienden kunnen zijn. En dat misschien zelfs zij – ja, echt – zij zelfs zichzelf ooit veganist kunnen noemen. Met trots. Want een veganist, die staat voor zijn idealen, dat ís ook iets om trots op te zijn.
0 Comments